Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over aansprakelijkheid voor omzetbelastingschulden

In de Invorderingswet is bepaald dat de bestuurder van een rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk is voor onder meer de loon- en omzetbelasting, die de rechtspersoon verschuldigd is. De rechtspersoon dient schriftelijk aan de ontvanger te melden dat

In de Invorderingswet is bepaald dat de bestuurder van een rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk is voor onder meer de loon- en omzetbelasting, die de rechtspersoon verschuldigd is. De rechtspersoon dient schriftelijk aan de ontvanger te melden dat hij niet in staat is om de verschuldigde belasting te betalen. Na een correcte melding van betalingsonmacht door de rechtspersoon is de bestuurder slechts aansprakelijk als het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur. Heeft geen correcte melding van betalingsonmacht plaatsgevonden, dan geldt een rechtsvermoeden dat het niet betalen van de belastingschuld aan de bestuurder te wijten is. Tegenbewijs kan alleen geleverd worden door een bestuurder, die aannemelijk maakt dat het niet melden van de betalingsonmacht niet aan hem te wijten is. Als de bestuurder van een rechtspersoon zelf een rechtspersoon is, zijn de bestuurders van de bestuurder-rechtspersoon hoofdelijk aansprakelijk.

De bestuurder en enig aandeelhouder van een holdingvennootschap, die op haar beurt bestuurder en enig aandeelhouder was van een werkmaatschappij, is aansprakelijk gesteld voor door de werkmaatschappij niet betaalde belastingen. Het betrof naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting in overeenstemming met de ingediende aangiften. De aansprakelijkgestelde bestuurder bestrijdt de aansprakelijkstelling tot bij de Hoge Raad. Een van de argumenten van de bestuurder is dat het oordeel van Hof Den Haag omtrent de aansprakelijkheid in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

De Hoge Raad heeft een prejudiciële beslissing gevraagd aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad wil weten of de regeling van aansprakelijkstelling voor omzetbelastingschulden in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.

De Hoge Raad is van oordeel, anders dan in een arrest uit 2011, dat het voor een bestuurder in de praktijk uiterst moeilijk is het bewijs te leveren dat het niet melden van de betalingsonmacht niet aan hem te wijten is. Het Hof van Justitie EU heeft in een arrest uit 2022 geoordeeld dat maatregelen van de lidstaten om de rechten van de schatkist te beschermen niet verder mogen gaan dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken. Volgens dat arrest gaan nationale maatregelen, die de facto leiden tot een systeem van onvoorwaardelijke aansprakelijkheid, verder dan noodzakelijk is voor de bescherming van de rechten van de schatkist. Wanneer de aansprakelijkheid voor betaling van omzetbelasting wordt gelegd bij een ander dan de schuldenaar ervan, zonder dat hem de mogelijkheid wordt geboden aan deze aansprakelijkheid te ontkomen, is dit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

Volgens het Hof van Justitie EU moeten bij de beoordeling van de hoofdelijke aansprakelijkheid de volgende omstandigheden in aanmerking worden genomen. Heeft de betrokkene te goeder trouw gehandeld door met de zorgvuldigheid van een bedachtzame ondernemer te werk te gaan? Heeft hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt en is zijn betrokkenheid bij misbruik of fraude uitgesloten?

De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding totdat het Hof van Justitie EU naar aanleiding van dit verzoek uitspraak heeft gedaan.

Bron:Hoge Raad| jurisprudentie| ECLINLHR20231371, 21/03566| 05-10-2023

Share:

More Posts

Verder uitstel bedrag ineens

Bij de Eerste Kamer is het wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens in behandeling. De minister van SZW heeft de nota naar aanleiding van het verslag naar de Kamer gestuurd. In de nota gaat de minister in op vragen en opmerkingen van de

Te laat reageren van de gemeente heeft dwangsom tot gevolg

De rechtbank heeft een duidelijk signaal afgegeven over het belang van tijdige besluitvorming door gemeentelijke instanties. In de kern draaide deze zaak om een huiseigenaar die bezwaar maakte tegen een WOZ-beschikking en OZB-aanslag, waarop de

Van hooischuur naar hoofdpijndossier

Een dga heeft een voormalige hooischuur bij zijn woning verbouwd tot kantoorruimte. Deze ruimte stelt hij vervolgens ter beschikking aan zijn eigen bv. De dga doet geen aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2017. De

Send Us A Message